Nieuwkomers moet je niet in de watten leggen, daar worden ze maar
passief van. Ze moeten vanaf het eerste moment meedoen in de samenleving, vindt
Ahmed El Mesri.
Hij is het levende bewijs dat zo’n aanpak kan werken. Hij integreerde twee
keer: eerst als gastarbeider, en daarna –dat was zwaarder– nog een keer als
gehandicapte.
De witte Marokkaan, werd hij wel genoemd. Zijn hoogblonde haren, geërfd van zijn moeder, geven hem eerder een Nederlands dan een Marokkaans uiterlijk. „Toen ik jong was, maakte ik daar gebruik van met reizen”, lacht Ahmed El Mesri (58). „Toen ik als 16-jarige naar Europa ging, had men niet door dat ik uit Marokko kwam.”
De witte Marokkaan, werd hij wel genoemd. Zijn hoogblonde haren, geërfd van zijn moeder, geven hem eerder een Nederlands dan een Marokkaans uiterlijk. „Toen ik jong was, maakte ik daar gebruik van met reizen”, lacht Ahmed El Mesri (58). „Toen ik als 16-jarige naar Europa ging, had men niet door dat ik uit Marokko kwam.”
Waarom gaat een jongen van een jaar of 16 überhaupt naar het
buitenland?
„Om
de wereld te ontdekken. Hoe is het achter de bergen? Bloeien de bloemen overal
zo mooi? Hebben alle meisjes daar blonde haren? Op een dag, vroeg in de
ochtend, ging ik weg. Dat was tegen de zin van mijn ouders. Mijn moeder stond
te huilen. Mama, ik kom terug, zei ik met mijn tas in de hand. Maar ja. Nu is
het veertig jaar later, en ik ben nog niet terug. Het is een enkele reis
geworden. Ja, mijn moeder heeft daaronder geleden.”
Vond u wat u zocht?
„De eerste tijd was ik in Spanje. Ik was
niet iemand voor werk; ik wilde gewoon observeren. Bij de ene vriend bleef ik
slapen, bij de andere eten, een derde nam me mee uit. Ze probeerden wel om me
in de bouw te laten werken, maar ik werd al moe van dat woord.”
Niet echt een goede basis om naar Nederland te komen.
„Toch kwam ik er. Amsterdam vond ik geweldig.
Het was aan het eind van de hippietijd. De mensen sliepen in het Vondelpark. Ze
waren sociaal, hecht, en hier was alles in overvloed. Als ik honger had, ging
ik naar één van de kerken. Ik wist precies wanneer daar de lunch werd
geserveerd. Als tegenprestatie hielp ik met het uitdelen van foldertjes. Ze
dachten dat ik ook christen was. Broeder, noemden ze me.”
Had het aantrekkingskracht voor u, het christelijk geloof?
„Ik ben geboren als moslim. Dat ik overstap
naar het christelijk geloof, zit gewoon niet in me. Om een ander geloof aan te
nemen, dat moet van boven komen. Dat is niet iets van mensen zelf.”
Hoe ziet u het christelijk geloof?
„Ik zie de kerk als een godshuis net zoals de moskee. Ik heb honderden moslims meegenomen naar de
kerk, gewoon om te laten zien dat het niet eng is om die drempel over te
stappen. En om ze te laten zien dat er meer is. Dat je niet met bommen moet
gaan gooien of je baard moet laten staan omdat je vindt dat jouw geloof beter
is.”
Toch doen sommige moslims dat omdat ze geloven daarmee pas
écht moslim te zijn.
„Zij hebben gewoon hulp nodig. Wie heeft
gezegd dat zulke dingen verplicht zijn?”
Zo lezen zij de Koran.
„Maar dan nog. Gebruik je hersenen! De Koran
is gewoon weet ik hoeveel keer herschreven en gemanipuleerd. Ik denk niet dat
God nekken van mensen wil afhakken. Hij heeft het goede voor met de mensen. Met
iedereen. Er is geen hel. De mensen gaan allemaal naar het paradijs.”
Ook die koppensnellers waar u zo op afgeeft?
„Ja. God weet ook van terroristen dat ze
deze dingen gaan doen, want dat is voorbestemd.” Hij wijst naar zijn voorhoofd.
„Je leven staat hier geschreven. Ik leg me daar bij neer. Je kunt er tegen gaan worstellen, maar dat heeft geen zin.
Alles is voorbestemd. Er is gewoon geen andere weg.”
Het lot, de voorbestemming waar
niet aan te tornen valt: het is een centraal islamitisch leerstuk. Hoeveel hij
graag relativeert, Ahmed El Mesri greep zich eraan vast toen hij voor de rest
van zijn leven verlamd raakte. „Als ik de klok kon terugdraaien, zou ik nooit
naar Nederland gekomen zijn. Dan had ik mijn eigen land opgebouwd. Ja, er is
iets van spijt in mij. Maar tegelijkertijd zeg ik: Dit is mijn lot en ik ben
tevreden.” Hij knikt en herhaalt: „Het is mijn lot.”
Weet u nog hoe het gebeurde?
„Als de dag van gisteren. Het was vlak
voordat ik had besloten terug te gaan naar Marokko. Het was 24 december 1978.
Ik werkte in ploegendienst in bij Van Gelder Papier in Wormer en moest die
ochtend om 6.00 uur beginnen. Een kennis kwam de avond daarvoor langs. Hij
wilde dat ik mee uit ging. Hij had een auto en zou alles betalen. Tegen mijn
zin zijn we toen over de Afsluitdijk naar Sneek gegaan, waar we allerlei
kroegen hebben bezocht. Op de terugweg, tussen 2.00 en 3.00 uur ’s nachts,
gebeurde het. We reden op de dijk tussen Lelystad en Amsterdam. Daar vloog de
auto uit de bocht.
Mijn kennis mankeerde niks, mij wel. Ik had geen
autogordel aan. Dan zie je alle hoeken van de auto. Ik kon niks meer bewegen.
Een dwarslaesie. Ik was vanaf mijn middel verlamd.”
Hoe ga je na zo’n klap weer verder?
„Ik heb aan zelfmoord gedacht. Toen ik
gezond was, had ik veel vrienden. Maar ik was voor hen van de aardbodem
verdwenen. Er was niemand die me bezocht. Ook niet toen ik daarna anderhalf
jaar in een revalidatiecentrum De Hoogstraat in Leersum zat. Alleen. Daar heb
ik opnieuw vrienden gemaakt. Met sommigen heb ik nog steeds contact.” Met een
lach: „Er is een oudere vrouw van rond de 90 jaar die ik daar heb ontmoet, die
noemt mij nog altijd haar jongen. Het voelt als familie.
Na anderhalf jaar kreeg ik een woning in Amsterdam, daar werd ik gedropt. Ik had geen spullen meer. Wat ik
had, was weggenomen door de mensen bij wie ik voor het ongeluk woonde. Ik kreeg
een bed van de verzekering. Van het revalidatiecentrum kreeg ik twee oude
nachtkastjes en een tafeltje. Dat was het. Nazorg was er niet.
Zeven dagen heb ik binnen gezeten, met de gordijnen
dicht en weinig eten. En toen kreeg ik een soort roeping. Ahmed, je moet naar
buiten. Ik denk niet dat het God was, maar ik had wel dat idee. Ik heb het gedaan.
Ik heb stukje bij beetje mijn grenzen verlegd, meer dan iemand die alle
lichaamsfuncties nog heeft. En ik kreeg er weer zelfvertrouwen van. Ja, ik kan
het. Ik werkte veertien uur per dag, dat gaf mij kracht. Bij het Riagg, bij
allerlei instanties. Vooral als vrijwilliger.”
U moest ook het stigma overwinnen dat aan gehandicapten
kleeft in Marokkaanse kring.
„Klopt. Ik was hier onder gastarbeiders. Die
kwamen om te werken, niet om gehandicapt te zijn. Dan ben je ziek en zielig. Ze
wensen je beterschap, ook al weten ze zelf wel beter. Dat gebeurt nog steeds.
Ik wil best naar de moskee, maar niet in deze omstandigheden. Stel je voor dat
er tweehonderd aanwezigen zijn. Die passeren je dan alle tweehonderd vijf keer
per dag tijdens het gebed. En al die keren gaan ze je allemaal beterschap
wensen. Daardoor blijven ze je confronteren met je handicap, ook al heb je er
zelf vrede mee. Iedere keer gaan die wonden weer open.
Trouwens, moskeeën zijn ook niet toegankelijk voor
mensen met een beperking. De meeste aanwezigen willen je best dragen zodat ze
een beetje dichterbij het paradijs komen, maar ik wil dat niet. Ik wil
zelfstandig zijn. Ik wil niet dat ik gedragen word omdat ik zielig zou zijn.
Daarom heb ik stichting Assadaaka opgericht. Dat
betekent ”onze hoop”. We komen op voor migranten met een handicap of een
ziekte. Daar was echt behoefte aan. Mensen laten participeren, dat is mijn
grote doel. Gehandicapten, homoseksuelen, vrouwen: daar maak ik graag heel veel
uren voor.”
Lukt het ook?
„Niet altijd. zijn nog steeds mannen die
denken dat elke vrouw die naar een buurthuis gaat, een hoer is. Ze willen dat
hun vrouw een soort bediende is. En dan zeggen ze: Mijn vrouw is een diamant,
alleen voor mij. Ik denk dan: waar ben je mee bezig? De tijd van slavernij is voorbij,
hoor! Vrouwen moeten óók weerbaar worden.
Alle mannen die zich zo opstellen, hebben problemen. Ze
zijn vaak gescheiden. Het punt is dat de kinderen daar de dupe van worden. Zij
leven niet in liefde. Daardoor komen ze op straat en radicaliseren ze. Dat kan
zowel in de criminaliteit of in de religie. Maar als het gebeurt, is iedereen
verloren. De hele maatschappij wordt zo besmet.
Daarom heb ik een meldpunt voor deradicalisering in het
leven geroepen. Daar komen ouders en familie heen. Maar meestal komen ze pas
als het te laat is. Als hun zoon of dochter al in Syrië zit. Ik ken meer dan
tien van deze gevallen. En vrijwel altijd is het gezin verscheurd; bijna altijd
ontbrak het aan liefde.”
Ahmed El Mesri denkt in
oplossingen, niet in problemen. Maar het nadeel is dat hij alles zelf wil doen,
zeggen sommige mensen met wie hij moet samenwerken. „Er werken hier 150
vrijwilligers, maar ik ben nog op zoek naar iemand die de leiding kan
overnemen”, erkent hij zelf. „Ik ben bang dat alles als een kaartenhuis in elkaar
stort als ik weg ben.”
Is het moeilijk om met u samen te werken?
„Nou, ik heb een groot gevoel voor
rechtvaardigheid. Als het nee is, zul je mij niet ja horen zeggen. Maar de
politiek is niet rechtvaardig, merk ik. Daarom is er weleens wat gedoe met de
politiek.”
Wat zijn uw zwakke kanten?
„Dat ik niet veel macht heb. Dat het
moeilijk is om dingen voor elkaar te boksen in de politiek.”
Die eigengereidheid, is dat een zwakke kant?
„Nee, dat zeggen mensen die jaloers zijn. Er
zijn ook Hollanders die denken: hoe kan een man in een rolstoel zoveel bereiken
wat mij niet lukt? Wij werken met iedereen. Als je niet met mij wil werken, kan
ik er ook niks aan doen. Ahmed is lastig, zeggen ze dan op het stadhuis. Maar
ik doe dit niet voor mezelf, maar voor lotgenoten die thuis zitten te
creperen.”
Hoe helpt u hen nu concreet?
„Ik heb er een kleine veertig jaar over
gedaan om te komen waar ik nu ben. Mijn missie is om dat aan anderen over te
dragen. Dan zeg ik: Hou nu maar op over teruggaan, want je gaat helemaal niet
terug. Dus leer om te beginnen nu eens gewoon Nederlands. Dat is de
hoofdactiviteit die we aanbieden. En daarnaast organiseren we zo’n honderd
bijeenkomsten per jaar, over allerlei thema’s. Huiselijk geweld, eenzaamheid,
homoseksualiteit: ik houd van het bespreekbaar maken van taboes.”
Nu komen er opnieuw duizenden mensen Nederland binnen. Wat
moeten we anders doen?
„Toen ik hier kwam, bestond er niet zoiets
als inburgering. Alles kon, als je maar meedeed. Dat meedoen, dat is nu ook de
sleutel voor het drama met de vluchtelingen. De grenzen zijn open en deze
mensen zijn nu eenmaal hier. Dus moet je ze niet in de watten leggen, want dan
worden ze passief. Beter is om ze aan te sporen om te participeren. Ze moeten
leren wat hier de normen en waarden zijn. In Nederland is dat te vrijblijvend.
De kwaliteit van de inburgering is slecht. Daarom vind ik de participatiewet zo
goed, die regelt dat je moet werken voor een uitkering. Je moet wat doen voor
je geld; niet alleen je handen ophouden. Je moet meedoen, je huis uit. Ja, dat
is heel goed.”
Levensloop Ahmed El Mesri
Ahmed El Mesri (Tetouan, Marokko, 1957) groeide op in
een liberaal islamitisch gezin in het Marokkaanse Rifgebergte. Zijn vader dreef
handel in de Spaanse enclave Ceuta in het noorden van Marokko.
Toen Ahmed 16 was, vertrok hij naar Europa, op zoek naar
avontuur. Op zijn 21e raakte hij vanaf zijn middel verlamd als gevolg van een
auto-ongeluk. Met vallen en opstaan bouwde hij een nieuw bestaan op. Hij
richtte tal van hulporganisaties op en werd onder meer Ridder in de Orde van
Oranje Nassau.
Mesri is getrouwd en heeft drie kinderen, van wie twee uit
zijn laatste huwelijk. Hij woont in Amsterdam.
http://www.refdag.nl/nieuws/binnenland/ahmed_el_mesri_integreerde_twee_keer_in_nederland_1_943405?localLinksEnabled=false
http://www.refdag.nl/nieuws/binnenland/ahmed_el_mesri_integreerde_twee_keer_in_nederland_1_943405?localLinksEnabled=false
Geen opmerkingen:
Een reactie posten