woensdag 11 april 2012

WEL THUIS!
Conferentie over wonen met een handicap
29 maart 2012

                 VERSLAG                                  
 
 
 
 
 
 
 

Deze conferentie was georganiseerd door stichting Onze Hoop met als doelstelling om de ervaringen en behoeften te inventariseren van de doelgroep om zo te komen tot toekomstige samenwerking met zorgorganisaties en de gemeente.
Doelgroep: MMH = migranten met een handicap of chronische ziekte en hun families.
Vraagstelling: Hoe wonen mensen met een beperking? Wat zijn hun ervaringen? Welke voorzieningen zijn er? Wat is de inbreng vanuit beleid en professionele organisaties?

De middag werd goed bezocht. De dagvoorzitter was Hans Krikke, directeur stichting Samenwonen-Samenleven. Hij richtte zich met een welkomstwoord tot de aanwezigen en vertelde dat hij de middag ging begeleiden. Hij voegde daar aan toe: ‘Mijn succes hangt af van jullie.’ Hiermee doelde hij op de eigen inzet van ieder.

Hij onderstreepte dat dit een lastig onderwerp is. Er zijn vanuit de WMO voorzieningen, maar hij noemde twee belangrijke punten:
  1. inhoudelijk moeten die verbeteren, en
  2. de toegang tot die voorzieningen moet verbeteren.
Nu is het zo dat het recht op die voorzieningen nog niet duidelijk is. En de hulpbehoefte moet aansluiten bij het aanbod, dat is nog geen vanzelfsprekendheid.

Voor de beweging van deze middag stelde hij de volgende Agenda voor:
Eerst kijken naar de eigen situatie en organisatie, de eigen directeur, de eigen instelling.
Daarna luisteren naar elkaar. En van daaruit aanbevelingen doen aan de woningbouwverenigingen, welzijnsorganisaties, de politiek.
Dus: de beweging volgen van binnen naar buiten.

Hierna kreeg Ahmed het woord. Hij las de toespraak voor over de achtergronden van het thema van vanmiddag (apart te lezen) en hij gaf aan hoe de middag gaat verlopen: Na deelname aan één van de workshops worden de ervaringen en aanbevelingen plenair uitgewisseld en samengevat in een stappenplan. Er waren drie verschillende workshops om uit te kiezen:

1) Wonen en mensen met een psychiatrische achtergrond      Anneke Bolle, vereniging Geestdrift

2) Migranten en wonen met een lichamelijke beperking         Hans Krikke, stichting Samenwonen-Samenleven
     
3) Neem het heft in eigen hand! Eigen regie!                           Jacqueline van Loon, Amsterdams Steunpunt Wonen

Hierna werd nog even kort wat meer ingegaan op de genoemde WMO-voorzieningen: Die zijn er voor wat voor beperkingen dan ook om zelfstandig te kunnen (blijven) wonen. B.v. zelf naar de wc. kunnen gaan. Maar ook voor b.v. voor een inwonend kind met een beperking.
En ook: hulpmiddelen, hulp bij b.v. administratie, aanpassingen aan de woning e.d.


De workshops

Hierna werden de verschillende workshops verdeeld over de beschikbare ruimtes. Ik zelf (Lies Bierenbroodspot, beleidsmedewerker o.a. van Onze Hoop) had gekozen voor de workshop onder leiding van Hans Krikke: Wonen met een fysieke beperking.

Hans opende de workshop met de aankondiging: aan het einde van deze workshop hebben we een agenda, een planning met wat de stappen zijn die n.a.v. de ervaringen naar voren zijn gekomen, de aanbevelingen naar buiten.
Samenvatting van workshop 2  (Wonen met een fysieke beperking) o.l.v. Hans Krikke met afsluitende agenda:

Mensen – migranten in dit geval – met een beperking komen vaak de volgende zaken tegen:
-          Het hebben van een beperking beïnvloedt de woonsituatie, soms in die mate dat men ofwel met zeer veel moeite en beperkt, of geheel niet meer buiten de deur komt. Isolement dus.
-          Het wachten op een aangepaste woning, ook als men daarvoor staat ingeschreven, duurt vaak eindeloos. Jaren en jaren wachten is geen uitzondering, eerder regel.
-          Dit lange wachten doet vaak ook iets met je: je word er depressief van, je verliest op den duur de moed en je zet je steeds minder in. Depressiviteit. Dit vergroot ook weer het isolement.
-          De soms dan wel aangeboden aangepaste woningen zijn vaak duurder en kleiner.
-          Onkostenvergoedingen worden minder (scootmobiel: eigen bijdrage b.v.). 
-          De noodzaak om gezins- en familienetwerk te (blijven) onderhouden is heel groot.
-          Als je hier tijdelijk bent (als student) heb je nergens recht op: geen woningaanpassingen b.v., ook al wil je hier heel graag afstuderen en dan een baan zoeken.
-          In Rotterdam heeft iemand met een beperking die daardoor in een rolstoel terecht is gekomen wel een aangepaste woning gekregen.
-          Dat kan ook wel in Amsterdam, maar er zijn te weinig betaalbare woningen voor mensen met een beperking hier, of je moet b.v. je scootmobiel op 500 m. van je toegangsdeur neerzetten (hoe kom je dan naar binnen?).
Er wordt genoemd een project van de Osira Groep: Op meerdere locaties in Amsterdam (o.a. Osdorp) rolstoelwoningen als blok tussen andere woningen. Daar is de zorg oproepbaar en er is geen wachtlijst. De huur is wel boven de E 600,-, met huurtoelage en de meeste bewoners hebben er geen werk en werkinkomsten.
-          Als je dan eenmaal wel in een aangepaste woning zit, of juist nog niet, heb je ook thuisbegeleiding nodig in de zin van hulp bij netwerken, zicht op de sociale kaart van Amsterdam, hulp bij aangifte van belasting, kortom: allerlei praktische hulp. Niet iedereen weet de weg daar naar toe.
-          Er bestaan ook fondsen die kunnen worden aangeschreven: b.v. Fonds Bijzondere Noden en het Armenfonds. Deze fondsen leveren diensten of goederen, géén geld.

De conclusies die hieruit volgen zijn:

-          Er is een tekort aan betaalbare, aangepaste woningen.
-          De toegang tot de voorzieningen moet veel breder bekend worden gemaakt.
-          We moeten de kennis en ervaring delen met anderen (wijkverpleging, woningbouwvereni- gingen e.d.): zo wordt de kennis breder beschikbaar.
-          Ook aan elkaar kunnen we de beschikbare kennis en informatie aanvullen om zo de toegang tot de voorzieningen te vergemakkelijken. 
-          Op het persoonlijke vlak is het belangrijk, o.a. bij het eindeloze wachten, dat je steun zoekt om het vol te houden: een broeder naast je die je helpt zoeken, je steunt en bemoedigt en er
met je voor waakt dat je het niet opgeeft. Dat kunnen lotgenoten zijn (b.v. via Onze Hoop) maar ook familie, vrienden, buddy’s. Mensen die aan jouw kant staan en die je helpen om je
hoop levend te houden en je situatie vol te houden met je gezin, je vrouw/man en kinderen.

Onze agenda:

-     Wij willen de professionele instanties en beleidsmakers uitnodigen: wij willen kennismaken.
-          Het beleid moet teruggebracht worden naar de doelgroep.
-          Wij willen dat alle professionele bronnen in kaart gebracht en aan elkaar gekoppeld worden. Dus een overzicht van de sociale kaarten, afgestemd op de vraag, en het leren benutten daarvan.
-          Het beleid op % van betaalbare beschikbare aangepaste woningen met 25% laten toenemen in buurten waar mensen willen wonen (familie dichtbij, worteling in buurt e.d.) + het beheer van die woningen.

Een aantal mensen geeft zich op om de uitnodiging aan de beleidsmakers op te stellen. Wij willen dat ’t liefst ten kantore van de burgemeester.
Na de pauze volgde de evaluatie van de drie werkgroepen. De neerslag van deze workshops volgt nu:
De neerslag en aanbevelingen (genoteerd door Erik Haan) van Workshop 1, Wonen en mensen met een psychiatrische achtergrond, o.l.v. Anneke Bolle, medewerkster van de Vereniging Geestdrift die de belangen van de kwetsbare groep mensen met een psychiatrische achtergrond:

De groep bestaat uit dertien mensen exclusief de gespreksleidster; onder de aanwezigen is een groep mensen die een opleiding volgt aan de Hogeschool Utrecht op het gebied van maatschappelijke dienstverlening.
Aan het begin van de bijeenkomst vertelt Anneke iets over zichzelf en over de vereniging en verder wordt iedereen uitgenodigd iets over zichzelf te vertellen en hoe zij hier zo terechtgekomen zijn.
Een aantal studenten van de groep van de Hogeschool Utrecht blijkt bezig te zijn met een onderzoek naar de woonwensen van mensen met een beperking. Anneke is zeer geïnteresseerd in de uitkomsten van dit onderzoek en zo wordt er een afspraak gemaakt om elkaar op de hoogte te houden.

De aanwezigen hebben de nodige ideeën over wat er allemaal te gebeuren valt. Men constateert dat de groep die met een psychische beperking of aandoening kampt groot is en groeiende. Relatief meer mensen met een niet-Nederlandse achtergrond hebben te maken met psychische problematiek – vaak komt deze voort of hangt nauw samen met een onvolledige, inadequate inburgering – en zij hebben nog eens extra veel moeite met het vinden van de hulp die beschikbaar is en waar zij recht op hebben. Zo hebben zij vaak niet de juiste medicijnen of zelfs helemaal geen medicijnen, terwijl deze er wel zijn.
Hulp in het huishouden komt ter sprake: veel mensen met een psychische achtergrond slagen er niet in hun huis op orde te houden: chaos in het hoofd, chaos in het huis. Het niet op orde houden van het huis kan tot dramatische toestanden leiden. Vaak heeft iemand aan één- of tweewekelijkse hulp al genoeg om de woning op orde te houden.
Specifieke psychische problematiek vereist een specifieke aanpak: iemand met een autistische aandoening heeft een andere behandeling nodig dan iemand die aan psychoses leidt. Ook dementie wordt tot psychische aandoeningen gerekend en is een probleem dat steeds vaker voorkomt.

Een probleem bij dementie is dat het een heel langzame, slopende ziekte is waarvan het constateren zelfs voor deskundigen vaak moeilijk is, laat staan voor mensen die hier voor het eerst mee geconfronteerd worden of zelfs niet eens van het bestaan van de ziekte afweten.
Voor mensen met een niet-Nederlandse achtergrond komt hier nog vaak het culturele aspect bij van schaamte en ontkenning.
Schizofrenie is ook moeilijk te constateren, zodat het vaak voorkomt dat mensen hier veel te lang mee rond blijven lopen met alle gevolgen van dien.
Daarnaast constateert men dat het zorgaanbod van organisaties die in de zorg opereren, vaak niet overeenkomt met de zorgvraag. Men vraagt iets, maar krijgt iets anders. Dat hangt ook nauw samen met culturele verschillen: zorgverleners zijn vaak niet genoeg vertrouwd met specifieke allochtonenproblematiek, ook al weten zij dat deze wel bestaat en een eigen behandeling heeft. Velen die zich onbegrepen voelen door de Nederlandse zorginstellingen zoeken dan hun heil in allochtoneninstellingen – te denken valt bijvoorbeeld aan moskeeën – die echter, ondanks alle goede bedoelingen, niet over de vereiste professionaliteit beschikken, waardoor de problemen alleen maar groter worden. Het is een uitdaging voor de groep en – met uitbreiding – voor de gehele zorgsector deze groeiende groep mensen tóch te bereiken en van de nodige zorg te voorzien.
Psychische problematiek staat niet op zichzelf: de praktijk leert dat veel mensen met een psychische achtergrond die niet de juiste hulp krijgen, in de criminaliteit vervallen. Wanneer zij dan uiteindelijk in handen van justitie vallen, dan is de situatie al zover geëscaleerd dat er nauwelijks meer sprake kan zijn van hulp en benodigde zorg. Het komt voor dat mensen van niet-Nederlandse afkomst met een psychische en daaruit voortkomende criminele achtergrond teruggestuurd worden naar hun geboorteland. Het probleem is dan misschien voor de Nederlandse samenleving opgelost, maar het is natuurlijk een schijnoplossing. Men moet er naar streven het niet zo ver te laten komen. Ook hierin ligt een belangrijke opdracht voor zorgverleners en zorgverlenende instanties.

Dit is een inleidende schets van het probleem. Anneke richt zich echter meer op oplossingen dan op het onder woorden brengen van de problemen, hoewel het voor het formuleren van antwoorden en oplossingen belangrijk is een goed beeld te hebben van de problematiek en de complexiteit ervan.
Naar oplossingen wordt naarstig gezocht. In ieder geval is voorlichting een heel belangrijk iets, desnoods in de taal van de doelgroep. We moeten immers constateren dat veel mensen niet voldoende kennis van de Nederlandse taal hebben om zich hierin over hun aandoening te kunnen uiten noch de adviezen van anderen ter harte kunnen nemen.
Daarnaast is het belangrijk dat mensen met een allochtone achtergrond ook in de zorg werkzaam zijn en daarin door hun groepsleiders ondersteund worden.
Teneinde taalproblematiek zoveel mogelijk te beperken – het voorkomen van verergering van de situatie is in deze gevallen belangrijker dan het voldoende beheersen van de Nederlandse taal – zouden er ook tolken ter beschikking moeten zijn.
Omdat iedereen het belangrijk vindt dat mensen al van jongsaf aan van het bestaan van psychische problematiek op de hoogte zijn – het zou tenslotte net zo makkelijk moeten zijn om over een psychische aandoening te praten als over een verkoudheidje of een dergelijke lichamelijke aandoening; hoe normaler men erover doet, hoe minder reden men heeft voor schaamte – ziet men ook een belangrijke rol weggelegd voor scholen.

Daarom komt Anneke in de plenaire zitting waarin de drie groepen met aanbevelingen komen, met de volgende punten:
-          Meer voorlichting en met name kennisvergroting bij migranten; zij hebben vaak nog meer dan
-          geboren en getogen Nederlanders te kampen met schaamte, ontkenning, onbegrip, onkunde.
-          Beschikbaarheid van tolken, indien noodzakelijk.
-          Voorlichtingsprogramma's – Trimbos-instituut – implementeren op scholen.
-          Fondsenwerving teneinde de eigen bijdrage te kunnen betalen, zodat mensen niet verstoken
blijven of verstoken raken van de broodnodige hulp.
Voor beleidsmakers algemeen en specifiek: Meer aandacht voor migranten met een beperking.
-          Zorgverleners met een allochtone achtergrond ruimte geven om hun specifieke kennis in te
zetten binnen de organisatie.
-          Zorgen dat er voldoende geschikte woonruimte ter beschikking komt voor deze groep
      mensen.

Conclusie: Er is nog voldoende werk te verrichten op het gebied van wonen met een psychische aandoening en dit zal zeker niet de laatste bijeenkomst zijn.
Aantekeningen en aanbevelingen Werkgroep 3, ‘Neem het heft in eigen hand! o.l.v. Jacqueline van Loon, van het Amsterdams Steunpunt Wonen:

In deze werkgroep stond het eigen initiatief centraal. Als instellingen geen oplossingen bieden, een aangepaste woning ook niet lukt, hoe kan je dan toch aan je ideale woning komen?  Misschien kun je gelijkgestemden vinden en zelf je ideale woonproject starten?
Bob van der Haas, vader van een lichamelijk en verstandelijk gehandicapte dochter, heeft dat gedaan. Hij vertelt in de groep hoe hij eerst andere ouders heeft gezocht met hetzelfde probleem en dezelfde woonwensen voor hun kind. Op IJburg zagen ze mogelijkheden. Het heeft bijna 10 jaar geduurd, maar de geheel aangepaste woongroep voor hun vijf dochters (in rolstoelen), waarvoor eigen zorgpersoneel is ingehuurd, is gerealiseerd en functioneert nog steeds goed. De NCRV heeft er zelfs een documentaire over gemaakt (IJburg Angels). Het begon met eigen initiatief, zoeken van informatie en hulp (van ASW en de Latei) en volhouden! Bob geeft zijn ervaringen nu weer door aan andere ouders die een eigen woongroep voor hun gehandicapte kinderen willen starten. Dat is ook het idee van de Latei: ervaringsdeskundigen geven hun informatie door aan anderen.

In de discussie kwam een aantal zaken naar voren:


1.)   GEBREK AAN INFORMATIE!!!  Er is een enorme behoefte aan informatie!
Er is een enorme behoefte aan informatie, dat kwam het meest naar voren. Mensen weten niet wat er mogelijk is , waar je voor in aanmerking komt, wat de regels zijn, waar je moet zijn voor meer informatie. Men weet het niet.

Er zijn wat tips gegeven, waar je informatie kunt vinden:

      - Stadsdeel: loket Zorg en Samenleven
      - Gemeente: Dienst Wonen Zorg en Samenleven
      - Cliëntenbelang
      - Amsterdams Steunpunt Wonen (ASW)
      - de Latei
      - Wijksteunpunten Wonen
      - Stichting Mee
      - CABO
      - Kenniscentrum gemeenschappelijk wonen migranten ouderen (ASW en Maagdenhuis) zie
        'www.Woonsaem.nl'
      Ook is genoemd: Zelforganisaties, thuiszorgorganisaties, ouderenadviseurs, wijkcoördinatoren.
Belangrijk: er is wel veel informatie, maar het is verspreid en bereikt niet altijd de mensen die het nodig hebben.

Het stadsdeel Oost wil dit signaal wel oppakken en bespreken met collega's van Wonen en Zorg. Het is voor hen ook lastig om 'verborgen groepen' te bereiken. Hier kunnen Onze Hoop en Assadaaka vast wel iets in betekenen, net als Cliëntenbelang en ASW. ASW zal ook informeren wat de Wijksteunpunten nog meer kunnen doen als het om woon-zorgvragen gaat en specifiek voor migranten met een beperking. Alle zelforganisaties kunnen hier een belangrijke rol spelen in het informeren van hun eigen achterban.

Aanbeveling aan ons zelf:
niet afwachten maar actief achter aan gaan, krachten bundelen.

Aanbeveling aan instanties, bijvoorbeeld wijksteunpunten:
divers personeel helpt ook, om de specifieke doelgroepen te bereiken.


2.) Hoe kan het aanbod dat er wél is zichtbaar worden?  Bijvoorbeeld de Wibo woningen? Die
schijnen leeg te staan, maar hoe kom je er achter waar die zijn?

Aanbeveling voor genoemde punten 1 en 2:
* informatie toegankelijker maken en
* meer samenwerking tussen instanties, informatie bundelen  (gemeenschappelijke website? Platform oprichten?)

3.)  Er is sowieso schaarste aan geschikte woningen en aangepaste of aanpasbare woningen. De
wachttijden via woningnet zijn veel te lang. Maar diverse deelnemers in de groep kenden ook
voorbeelden dat bijv. een benedenwoning toch naar een jongere ging. 
Aanbeveling aan overheid: beter handhaven!
Signalen en wensen ook doorgeven aan corporaties, zodat ze weten dat er een vraag in de
markt is!

Aanbeveling aan ons zelf:
-     Begin op tijd na te denken over wat je wilt !!! Om je ideale woonsituatie te realiseren kost tijd! veel tijd en veel uithoudingsvermogen. Dus wacht niet totdat het niet meer gaat, maar begin op tijd met je te oriënteren.
-     Als je een eigen initiatief wilt starten, dan moet je beginnen met een groep vormen van gelijk-  gestemden. Dat kost al tijd. De groep kan groter zijn dan nodig voor de woongroep zelf. Want er vallen toch altijd mensen af.
Het ASW en de Latei kunnen je veel tips geven, er is ook een video beschikbaar.
Wat we leerden uit het voorbeeld van Bob en anderen: het komt neer op eigen initiatief. Met andere woorden:
Durven, Doen en Doorzetten!

Na de bovenstaande inventarisatie van wat in de drie groepen is besproken en besloten beëindigden Hans Krikke en Ahmed El Mesri de bijeenkomst met woorden van dank en met de bemoediging om vooral vol te houden! en steun te vragen, niet alleen bij instanties, hulpverleners, buddy’s en familie maar ook bij de politiek! 


Plantage Middenlaan 14-1, 1018 DD Amsterdam, T. 020-7525131, M. 06-47440672, ING Rekeningnummer: 5210237, KvK Amsterdam 34.34.39.59, E. info.onzehoop@gmail.com,  W. www.comiteonzehoop.web-log.nl, 

Samenstelling Lies Bierenbroodspot

© stichting Onze Hoop 

donderdag 5 april 2012

Interview met Ahmed El Mesri (vereniging Assadaaka) en imam Nourdin

‘Ons lukt het wél het vertrouwen te winnen’
Interview met Ahmed El Mesri (vereniging Assadaaka) en imam Nourdin
Anoiksis vraagt El Mesri en imam Nourdin, die als geestelijke actief bij Assadaaka betrokken is, hoe vanuit de islam tegen schizofrenie wordt aangekeken.
Assadaaka betekent vriendschap, maar ook eenheid en solidariteit. Daar staat de multiculturele vereniging Assadaaka voor. Samen met stichting ‘Onze Hoop’, voor migranten met een handicap of een chronische ziekte, organiseert oprichter Ahmed el Mesri in Amsterdam veel laagdrempelige activiteiten.
Wat doen Assadaaka en Onze Hoop?
Assadaaka brengt mensen met en zonder beperking in gesprek en bevordert participatie en zelfredzaamheid. Assadaaka bereikt in Amsterdam met 140 vrijwilligers duizenden mensen die kampen met eenzaamheid, armoede en lichamelijke en psychische beperkingen. Onze kracht is onze ervaringskennis op al die gebieden. We zoeken naar de kwaliteiten van de mensen die hulp vragen. Vaak stomen ze door van Onze Hoop naar Assadaaka waarna ze zelf als vrijwilliger hulp bieden aan nieuwe deelnemers.
Komen er mensen bij Assadaaka en Onze Hoop met vragen over schizofrenie?
We hebben veel contact met familieleden en huisgenoten van mensen met schizofrenie. Soms zijn er vervelende incidenten gebeurd en voelen ze zich niet gehoord of geholpen door officiële instanties. Ik zie hoe mensen die niet tijdig hulp krijgen als gevolg van hun ziekte in de criminaliteit belanden, terwijl de familie vergeefs hulp zoekt. In een stad als Amsterdam liggen veel wolven op de loer die mensen met schizofrenie misbruiken.
Hoe wordt er door moslims tegen schizofrenie aangekeken?
Moslims schamen zich voor een familielid met schizofrenie. Contact met een psycholoog of psychiater is al reden om mensen het stigma ‘gek’ te geven. Mensen zijn niet goed voorgelicht over de psychiatrie en hebben er slechte ervaringen mee, hier of in het land van herkomst. Of denken dat medicatie juist gekte veroorzaakt. Het traditionele idee dat schizofrenie met bezetenheid van doen heeft is nog sterk aanwezig. Mensen gaan eerder naar een imam en een traditionele genezer dan naar een reguliere arts.
Wat betekent het voor een moslim om schizofrenie te hebben?
In de Koran staat dat iedereen gezond geboren wordt. Daardoor wordt de noodzaak tot ‘beter worden’ sterk benadrukt. Als ik in de moskee kom, wenst iedereen mij beterschap terwijl mijn situatie (ik zit in een rolstoel) blijvend is en ik zinvolle dingen doe ondanks of dankzij mijn handicap. Die druk tot ‘beter worden’ is frustrerend.
De familie heeft het vaak zwaarder dan de persoon met schizofrenie. Voor hen moet betere hulp en voorlichting voor komen.
Het is gebleken dat schizofrenie vaker voorkomt bij bepaalde groepen migranten, zoals Marokkanen. Hoe verklaren jullie dat?
Door de taboes binnen de culturele groep worden problemen als het horen van stemmen veel te laat herkend met het gevolg dat er een zware diagnose wordt gesteld. Schizofrenie komt veel voor in wijken met werkloosheid, sociale uitsluiting en armoede. Mensen die veel tijd hebben om te tobben en te piekeren worden makkelijker paranoïde. Naast sociale uitsluiting spelen ook andere trauma’s zoals misbruik een rol.

Wat belemmert de doelgroep om goede hulp te krijgen?
Bij de GGZ is de patiënt meestal al afgehaakt voor er een diagnose is gesteld. De bejegening luistert nauw en na een slechte ervaring vertikken mensen het, ondanks grote problemen, om nog professionele hulp te zoeken. Bij ons komen ze wel terug, voor een kop koffie en een luisterend oor. We geven dan informatie en praten over oplossingen.

Kunnen jullie genoeg hulp bieden bij zo’n complex probleem als schizofrenie?
Sommige artsen verwijzen mensen naar ons als zij geen raad met hen weten. Wij zouden graag meer hulp bieden maar hebben daar de middelen en faciliteiten niet voor. Er is tekort aan laagdrempelige opvang voor onze doelgroep en wij zouden daar graag in voorzien met ervaringsdeskundige vrijwilligers.

Wat is het geheim van Assadaaka?
De relatie die we met mensen aangaan. In de reguliere GGZ zie je elke dag een ander gezicht. Onze ervaringsdeskundigen kunnen het vertrouwen winnen omdat ze zelf ook zware problemen hebben gehad. Als ik bij bijeenkomsten mijn eigen ervaringen met de taboes binnen de islamitische gemeenschap vertel, komen anderen ook los. Door ervaringen te delen help je de mensen echt verder in hun leven.

http://www.schizofrenie.nl/interview_2moslims.html

Interview: Mette Lansen en Maarten Muis
NLZYA00224

Toespraak dd. 30 maart 2012 - Thema Vrijwilligerswerk en Burgerschap

Dames en heren, hartelijk welkom. Zo dadelijk is er gelegenheid om ervaringen uit te wisselen over vrijwilligerswerk, het thema van deze avond. Eerst zal ik mij zelf even voorstellen en iets meer vertellen over de achtergronden van vrijwilligerswerk.

Mijn naam is Ahmed El Mesri. Ik ben oprichter van de multiculturele vereniging voor vriendschap Assadaaka, en de stichtingen Onze Hoop - voor mensen met een beperking en hun familie, en NOMA - voor oudere migranten in Amsterdam. Ik zet mij al jarenlang in voor participatie en emancipatie, voor een samenleving waarin allerlei mensen van allerlei verschillende culturen en achtergronden, met of zonder beperkingen, zich thuis kunnen voelen, bij elkaar komen en zich samen ontwikkelen.

Stichting Onze Hoop en Assadaaka leven en bestaan dankzij de inzet van vrijwilligers. In onze organisaties gaat het vaak zo dat mensen die aanvankelijk bij ons binnenkomen met een hulpvraag, na verloop van tijd zelf gaan meedraaien als vrijwilliger bij alle mogelijke activiteiten die wij organiseren. Ze kiezen voor wat het beste bij hen past en worden bijvoorbeeld gastheer of –vrouw, of ze gaan lesgeven bij een cursus of helpen mee met het organiseren van maaltijden of debatten.
Bij ons wordt o.a. Nederlandse les gegeven door vrijwilligers, wordt juridische informatie verstrekt door vrijwilligers, worden mensen met huiselijke problemen geholpen en worden mensen met allerlei verschillende vraagstukken geholpen door vrijwilligers.

In mijn jarenlange ervaring heb ik geleerd dat tussen professionele instanties en de doelgroep waar zij zich op richten vaak een enorme kloof bestaat, een kloof die in veel gevallen door vrijwilligers verkleind kan worden. Eén van de doelstellingen van onze organisaties is dan ook om deze kloof te overbruggen, en gelukkig vinden wij steeds opnieuw mensen die hier op vrijwillige basis mee aan de slag willen gaan.
Dat betekent dat wij in de afgelopen jaren al heel veel mensen geholpen hebben op weg naar een verbetering van hun leven, op weg naar een oplossing van de problemen waar zij mee te maken hadden en om ze meer naar buiten en met elkaar in contact te brengen. En dat allemaal dankzij de inzet van onze vrijwilligers. Daarom is dit werk van grote waarde.
Vrijwilligerswerk wordt doorgaans door de meeste mensen die het niet doen gezien als een aardige dagbesteding voor mensen die het zich kunnen veroorloven, of voor mensen die werkloos zijn of anderszins niet aan ‘het arbeidsproces’ kunnen deelnemen. Een aangename, vrijblijvende bijkomstigheid, ‘het zout in de pap’ van onze maatschappij, een gezellige aanvulling voor allerlei maatschappelijke en sociale instellingen. Maar dat is een grove onderschatting van de huidige wèrkelijke betekenis van vrijwilligerswerk.
Enerzijds betekenen ‘vrijwillig’ en ‘vrijblijvend’ absoluut niet hetzelfde: de meeste vrijwilligers doen het werk vanuit persoonlijke motivatie en gedrevenheid, en daarbij doen ze zeker niet onder voor professionals als het aankomt op betrouwbaarheid, stiptheid, flexibiliteit en werkplezier.
Anderzijds zijn er talloze instellingen, organisaties, verenigingen, clubs, werkgroepen, buurt- en opvanghuizen, noem maar op, die finaal zouden instorten als de vrijwilligers massaal zouden wegblijven. Dat lijkt overdreven, maar is het niet. Deze conclusie heb ik van iemand van de Vrijwilligerscentrale Amsterdam die citeerde uit een landelijk onderzoek.

Voor mensen die aansluiting zoeken en nodig hebben met de hun onringende samenleving biedt vrijwilligerswerk bij uitstek een mogelijkheid om ‘buiten de deur’ te komen en rond te kijken en mee te gaan doen; om anderen te ontmoeten en uit te wisselen; om informatie te vragen en te krijgen over onderwerpen waar ze in eigen besloten kring niet gemakkelijk toegang toe hebben; en om zich zelf te gaan inzetten bij activiteiten die hen aanspreken. Dit bevordert de integratie en geeft mensen een gevoel van erkenning en waardering.
Daarbij is de belangrijkste drijfveer voor een vrijwilliger dat je iets kunt doen vóór en mèt een ander dat je zelf leuk vindt om te doen of waar je goed in bent en waarin je gaandeweg steeds meer van je eigen kwaliteiten kunt inzetten en ontwikkelen.
Dat mes snijdt absoluut aan twee kanten, want een enthousiaste medewerker heeft een positieve invloed op bezoekers en cliënten en op de deelnemers van de organisatie.

Vrijwilligerswerk is bij uitstek werk waar je in je eigen tempo en zonder dwang je eigen kwaliteiten kunt inzetten en zo op je eigen manier iets kunt bijdragen aan mensen die jouw inzet nodig hebben. Dat vind ik een niet te onderschatten vorm van ‘zinvol werk’ dat naar meerdere kanten werkt. En dat verdient het om volledige erkenning te krijgen.
Bovendien vormt vrijwilligerswerk een verbindende factor in de samenleving van buurten en wijken: mensen gaan elkaar kennen, wisselen met elkaar uit, blijven elkaar ontmoeten, ook op straat of in de buurt, en kijken met andere ogen naar elkaar. Waardoor vooroordelen kunnen afnemen en er gemakkelijker wordt samengewerkt met andere groepen uit de samenleving.
Onze vrijwillige medewerkers dragen zo bij aan de totstandkoming van een echte multiculturele samenleving waarbij kennis van en begrip voor elkaar onmisbaar is. Zo kan men komen tot een constante dialoog met elkaar, een voorwaarde voor het opbouwen van een gezonde maatschappij, waarin iedereen een plaats heeft om aangenaam met elkaar te wonen, te werken en te leven. En wij zijn er van overtuigd dat vrijwilligers in dit proces een onmisbare rol spelen!

Ik wens u allen een fijne avond toe.
Er is nu voor ieder die dat wil gelegenheid om iets te vertellen over eigen ervaringen met vrijwilligerswerk. Dit kan een inspiratie zijn voor anderen en het kan helpen om op ideeën te komen voor de mensen die nog nadenken over wat ze willen gaan doen.
Wie mag ik het woord geven?

Toespraak Ahmed El Mesri - Thema Welkom thuis op 29 maart 2012

 
 
 
Beste aanwezigen,

Van harte welkom op deze bijeenkomst. Ik ben Ahmed El Mesri, mede-oprichter en voorzitter van de stichting Onze Hoop die zich al jaren inzet voor de specifieke problematiek waarmee migranten met een handicap of een beperking te maken krijgen.

Vanmiddag is een bijzondere middag: we gaan het hebben over wonen met een handicap of een beperking.
Het beschikken over een goede woning is voor ieder mens een basale levensbehoefte. In je woning kun je je veilig voelen en tot rust komen, kun je je terugtrekken in je eigen sfeer, tussen je eigen spullen, op een plek waar je je thuis kunt voelen en jezelf kunt zijn.
Juist voor mensen met een beperking is het van levensbelang dat ze goed wonen. Ik heb het dan niet alleen over een lichamelijke beperking, maar ook over psychische beperkingen.

Maar hoe gaat dat wonen? Soms zijn er maar een paar kleine aanpassingen nodig en kan iemand gewoon in de eigen woning blijven wonen. Bijvoorbeeld iemand die plotseling geconfronteerd wordt met een beperking door bijvoorbeeld een ongeluk, door ziekte of soms ook gewoon door ouderdom. Dan kan de woning met een paar eenvoudige ingrepen gewoon bewoonbaar blijven en de persoon hoeft niet te verhuizen.
Maar het gebeurt natuurlijk ook dat mensen met een zo ingrijpende beperking worden geconfronteerd dat de woning waarin ze wonen niet meer geschikt gemaakt kan worden. Verhuizen is dan de enige optie.
En dan is er natuurlijk ook de grote groep mensen die vanaf hun geboorte of in ieder geval van jongsaf aan al een beperking hebben, zodat alleen een aangepaste woning voor hen in aanmerking kan komen wanneer zij eenmaal op zoek gaan naar een geschikte woning.

Het zal duidelijk zijn dat het aanpassen van een woning gepaard gaat met kosten die hoger zijn al naar gelang er meer aan de woning aangepast moet worden. Bij aanpassingen kan dan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van een rolstoellift als de woning over meerdere verdiepingen beschikt; aan het verbreden van deuren zodat men er met een rolstoel doorheen kan; aan een aangepast toilet en wasbakken; aan een aangepast aanrecht, en dergelijke. Maar ook andere aanpassingen zijn denkbaar, afhankelijk van de aard van de beperking.
Wanneer er behoefte ontstaat aan woningaanpassingen moet men hiervoor in eerste instantie bij de gemeente zijn. Die beoordeelt of u voor een aangepaste woning in aanmerking komt of voor woningaanpassing. De gemeente kan u ook vertellen hoe woningaanpassing in zijn werk gaat.

Vanmiddag gaan wij het in het bijzonder hebben over migranten met een beperking die behoefte hebben aan een aangepaste woning.

Voor Nederlanders die hier geboren en getogen zijn is de drempel voor woningaanpassing al hoog, voor migranten is die vaak nog veel hoger. Met name de groep 1e generatie-migranten ondervindt vaak veel obstakels. Dit zijn veelal mensen die vanwege hun leeftijd meer en meer met beperkingen geconfronteerd worden en deze groep zal de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid alleen nog maar groter worden. Deze mensen kennen vaak de wegen niet die bewandeld moeten worden om de juiste zorg te vinden.
Wij willen in eerste instantie komen tot een inventarisatie van de ervaringen van deze doelgroep ten aanzien van woongenot, aanpassingen en zorg. Aan de hand hiervan kunnen wij een beeld krijgen van de behoeften zodat gemeente en zorgorganisaties hier hun beleid op af kunnen stemmen. Behoeften met betrekking tot woningaanpassing zijn immers veelal zeer specifiek: er kan niet zomaar een sjabloon dat voor iedereen geldend is overheen gelegd worden. Wij gaan het vandaag in 3 workshops hebben over wonen met een beperking vanuit drie invalshoeken:

1.) Wonen en mensen met een psychiatrische achtergrond. Vanzelfsprekend is dit een groep mensen die weer heel andere eisen aan een woning stellen dan mensen met een lichamelijke beperking.
2.) De tweede workshop behandelt de specifieke problematiek van migranten met een lichamelijke beperking; Hier is vooral aandacht voor inventarisatie van knelpunten en behoeften.
3.) en de derde: Neem het heft in eigen handen, zorg dat je de regie over de woning en de aanpassingen die nodig zijn om plezierig en zo goed mogelijk te kunnen wonen, niet kwijtraakt.


Ik wens u allen een zinvolle en leerzame middag toe.

Toespraak Ahmed El Mesri op 28 maart 2012. Thema opvoeden.

 
 
 
Goedenavond, beste mensen, en welkom op deze bijeenkomst over opvoeden.
Ik ben Ahmed El Mesri, oprichter en voorzitter van de multiculturele vereniging Assadaaka, die zich al jarenlang inzet voor participatie, integratie, tolerantie en samenleven met elkaar binnen onze prachtige stad Amsterdam en daarbuiten.
Vanavond staat in het teken van opvoeding, en ik weet waar ik over spreek want ik heb zelf drie kinderen.

Kinderen krijgen: voor veel mensen behoort het tot de mooiste dingen in hun leven, de ultieme bekroning van hun liefde voor elkaar en van hun leven. Het betekent voor hen dat ze doorleven in hun kinderen.
Maar naast al deze mooie dingen is kinderen hebben ook, heel prozaïsch, een volledige baan en niet één van 40 uur per week, maar van 24 uur per dag, zeven dagen per week. Een baan waar je niet even een paar weken tussenuit kunt, met vakantie, zoals je dat van je reguliere baan wel kunt.
En, wat misschien nog wel het vreemdste is: het is een baan waar eigenlijk niemand een opleiding voor heeft gehad. En dat terwijl je heel dichtbij en heel intensief met mensen te maken hebt, mensen met een geheel eigen persoonlijkheid, een persoonlijkheid die zich in de loop van de ontwikkeling van baby tot jonge volwassene vormt. Die vorming kan gepaard gaan met de nodige problemen, problemen waar mensen vaak niet mee weten om te gaan. Tenslotte worden ze er voor het eerst mee geconfronteerd. En iedere ouder brengt als persoon natuurlijk ook zichzelf in, met de eigen ervaringen, opvoeding, tradities, aard en gevoeligheden.

Opvoeding is een onderwerp waar veel aandacht aan wordt besteed. Misschien heeft u de posters weleens gezien in de stad met foto's van huilende, schreeuwende kinderen en die ouders oproepen om vooral kalm te blijven. Dergelijke campagnes worden natuurlijk alleen maar opgezet wanneer er van een probleem sprake is.
Want, laten we wel wezen, het gaat wel om de vorming van een nieuwe generatie. Jonge mensen die hun plaats in de maatschappij moeten gaan innemen en die zelf vorm moeten gaan geven aan hun leven.
Ouders hebben een belangrijke rol in het begeleiden van hun kinderen op weg naar die volwassenheid. Maar niet iedereen weet even goed hoe ze dit moeten doen. De praktijk is misschien wel de beste leermeesteres: pas als je kinderen volwassen geworden zijn, dan kan je zeggen dat je je het vak van opvoeden eigen hebt gemaakt. Maar dat wil nog niet zeggen dat je in de tussentijd geen hulp kunt gebruiken. Want wat doe je als je kind helemaal buiten zinnen lijkt te zijn en hysterisch aan het schreeuwen is en niets lijkt te doen van wat je van hem of haar vraagt? Dat zijn geen gemakkelijke situaties waar je zomaar een antwoord op hebt.

Er is veel veranderd in de visie op opvoeden: vroeger was het bijvoorbeeld immers heel gebruikelijk om je kind te slaan. Maar van deze manier van opvoeden is men niet alleen afgestapt, het is zelfs bij wet verboden om je kind te slaan. Niet doen, dus! Maar dat betekent dat je deze situatie op een andere manier moet oplossen. En de kernvraag is dan natuurlijk: Hoe dan? Wat is nu verstandig en goed om te doen of juist na te laten? En waarom? met welk resultaat?

En dan is er de puberteit, een vaak uiterst lastige periode om je kind goed doorheen te leiden. Aan de ene kant komen je kinderen er in die periode achter dat ze eigen, onafhankelijke personen zijn met een eigen persoonlijkheid, die ze dan nog volledig aan het ontdekken zijn – een heel spannende periode; aan de andere kant zijn ze daardoor ook juist heel onzeker. Ze hebben met school te maken waar ze vaak heel andere dingen te horen krijgen dan die ze van huis uit meekrijgen. Ze hebben vaak te maken met hun eerste min of meer serieuze verliefdheid en daarnaast willen ze zich ook dolgraag losmaken van hun ouders. Want papa is een ouwe zak, en mama snapt er ook niks meer van. En dan moet jij, als ouder, die in die hoedanigheid niet meer serieus genomen lijkt te worden, daar tussendoor laveren, terwijl je ook te maken hebt met je eigen veelal drukke leven. Hoe doe je dat? Wat is dan wijsheid?

Helaas is het niet zo dat je gewoon een boekje kunt kopen waarin voor ieder probleem dat je tijdens het proces van opvoeden tegen kunt komen, een oplossing te vinden is. Opvoeden is iets waar je zowel je hoofd als je hart bij moet gebruiken: je moet weten wat je doet en waarom, en natuurlijk met alle liefde die je voor je kind hebt. En soms lijken die twee met elkaar in conflict: je wilt het beste voor je kind maar soms moet je dan iets doen wat niet direct je eerste reactie zou zijn. Omdat je je kind wilt helpen om zo goed en gezond en sociaal mogelijk volwassen en zichzelf te worden.
Ook is het niet meer zo, zoals dat vroeger was, dat kinderen gewoon per definitie respect voor hun ouders kan worden afgedwongen. De relatie tussen ouders en kinderen is veel gelijkwaardiger geworden. Dat maakt de taak van ouders er niet gemakkelijker op.
En voor veel mensen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse komt daar dan ook nog het verschil in opvoedkundige visie bij tussen het land van herkomst en het huidige land. Hun kinderen leven veelal in twee verschillende werelden: de wereld thuis met traditionele culturele waarden en de wereld buiten met de Nederlandse waarden, en dat is voor veel ouders een extra complicerende factor.

Als ouder en opvoeder kun je met veel vragen komen te zitten. Vragen die het verdienen om gesteld en gehoord te worden. Daarom organiseren wij deze avond, zodat we met anderen van gedachten kunnen wisselen en onze ervaringen met elkaar kunnen delen. Want het is belangrijk dat je als ouder en opvoeder kunt ervaren dat anderen ook vragen hebben en dat er bij hen ook dingen zijn waar ze tegenaan lopen: het is belangrijk om te ervaren dat je niet alleen staat. Het is goed dat je er met elkaar over kunt praten en elkaar kunt steunen. En misschien worden er vanavond zelfs wel blijvende contacten gelegd tussen ouders die ervaringen met elkaar kunnen uitwisselen.
Want: opvoeden doe je niet alleen!

Ik wens u allen een fijne en leerzame avond toe!